![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]()
Anthonie wordt geboren op 17-11-1841 te Rotterdam en krijgt dan zijn nogal modieuze voornaam met Engelse klank. Anthonie sterft na een drukbezet leven op 20 februari 1925 op 83 jarige leeftijd en wordt drie dagen later begraven. Hij was toen al een aantal malen bediend. Bij zijn uitvaart is er een hele reeks van missen op 23 maart, waarvan de laatste de plechtige uitvaartmis is, opgedragen in de dekenale Sint Laurentiuskerk aan de Rotterdamse Houttuin, waarbij de deken J.W.van Heeswijk de dienst leidt. De toeschouwers zijn geroerd, als twaalf weeskinderen achter de lijkkoets lopen, omdat Anthonie bijna 50 jaar lang hun zorgen deelt als bestuurslid van het R.K. Weeshuis. De absoute op het kerkhof Crooswijk wordt uitgesproken door de rector van het Sint Franciscus Gasthuis B.Terra. Daarna zakt de kist in het familiegraf op de gallerij en ligt Anthonie na 10 jaar bij zijn vrouw Jeanette. Hij heeft deze laatste rustplaats gekocht bij de begrafenis van zijn zoontje Pieter in 1882. Intussen hebben zijn oudste dochter Cornelia (+1888), zijn vrouw Jeanette Reuser.(+1915) en Jenny van der Ven (+1922), de vrouw van zijn oudste zoon Mathieu, daar hun rustplaats gevonden. Anthonie is de jongste zoon thuis en hij krijgt zijn opleiding aan pensionaten in Bodegraven, Baerle Nassau en Mechelen. In Bodegraven verblijft hij op het pensionaat van meester Gijsbertus Boot, gevestigd aan de Van Tolstraat. Het is een internaat voor jongens uit deftige Rooms-Katholieke huize. Ze zijn afkomstig uit het hele land. Tot de leerlingen behoren telgen van de bekende familie's Brenninckmeyer en Voss. Dit instituut wordt door leken geleid en heeft een goed naam. Na het overlijden in 1849 van meester Boot loopt de kwaliteit terug en in 1870 maakt een stadsbrand, die uitbreekt in een bakkerij vlakbij de school, het einde aan dit instituut. Waarschijnlijk verzorgt Bodegraven een lagere schoolopleiding en gaat Anthonie naar Baerle-Nassau onder Breda voor zijn middelbare opleiding. Aan de Katerstraat koopt in 1843 Charles de Pauw daar een gebouw in blauw arduinen steen van de fabrikant Jos Hendriks en maakt er een kostschooltje van. Ook dit pensionaat krijgt een goede naam en trekt jongens aan uit de rijke katholieke milieu's van België en Nederland. Maar het Instituut sluit in 1858 als de Pauw overlijdt. In 1908 wordt het gekocht door de Belgische Provincie van de Broeders van de Christelijke Scholen om er een middelbare opleiding te beginnen voor jongens, die later ook broeder willen worden.(J. Jansen e.a.," Baarle in stukken", 1992, Heemkundige Kring "Ämalia van Solms".) Nu belandt hij op een fameus internaat in Mechelen, geleid door bisdompriesters, en hij bekwaamt zich in de Franse taal, omdat veel fust in de Zuidelijke landen worden afgezet. Het is onbegrijpelijk, dat Anthonie niet naar de Jezuïetenschool in Katwijk gaat, dat veel beter bereikbaar is. Nu moet hij met de stoomboot-beurtvaart naar Dordrecht en daarna per koets naar Breda en Baarle Nassau of Mechelen. In Katwijk hebben de Jezuïeten in 1831 het internaat van de wereldheren overgenomen en beginnen een jaar later naast hun gymnasiumopleiding voor de Universiteit een koopmansklas. Dit lijkt de aangewezen opleiding voor Anthonie. Of mist Anthonie bij een eerste beoordeling de nodige kwaliteiten en wordt hij door de Jezuïeten doorverwezen naar particuliere scholen, wat vaker in onze familie is gebeurd? Volgens het Stadsarchief van Mechelen studeert hij aan het Collége Communal, een opleiding, die in 1831 door de stedelijke overheid is opgericht. Het instituut is gevestigd in de vroegere Commanderij van de Duitse Orde, het Pitzemburg. Zijn praktische ontwikkeling krijgt hij bij de firma Kreglinger & Co, vermoedelijk in Duitsland. Anthonie groeit uit tot de centrale figuur in de directie van de N.V. W.van der Lugt & Zoon's Stoomkuiperij en Kistenfabriek tussen 1880 en zijn stervensjaar 1925. In de jaren na 1850, wanneer de Rotterdamse haven weer groeikracht krijgt door de aanleg van nieuwe spoorverbindingen met Utrecht, Den Haag en Brabant, en de haven door de aanleg van de Nieuwe Waterweg eindelijk vlot bereikbaar is, bloeit de transitohandel op. De Firma wordt in Rotterdam een vooraanstaande industrie, die werkbiedt aan 600 man. Als je van de katholieke school komt in Feijenoord, begin je loopbaan bij van der Lugt. Anthonie komt op Nieuwjaardag 1864 in de zaak aan de Nieuwe Vogelenzang, waar zijn oudere broers Jan en Godfried de leiding hebben. In 1880 is Godfried niet meer in staat de zaak te bezoeken en Jan trekt zich terug. Dan is voor Anthonie de tijd gekomen om de grote lijnen van het beleid te hertekenen. Hij zal zich tot zijn overlijden daarmee bezig zijn. Naast de grote lijnen houdt hij zich graag bezig met de gewone dingen in de zaak, zoals het wekelijks betalen van zijn werknemers. Daar stopt hij pas mee, als zijn ziekte hem in 1922 daartoe dwingt. Hij vindt het kontakt met zijn mensen een prioriteit. Zijn samenwerking met het kantoorpersoneel wordt op prijs gesteld en hij heeft aandacht voor het leven van zijn werknemers, vooral als ze het moeilijker hebben dan anderen. In feite zijn de lonen tot de Tweede Wereldoorlog in Rotterdam bedroevend laag door de grote trek van volk naar de Maasstad. Bij het begin van zijn huwelijk in 1866 met Jeanette Reuser is hij een kleine, tengere man. Maar met de jaren groeien zijn omvang en zijn bezit. Zijn lichaamslengte van 160 cm. weet hij enigzins te camoufleren door regelmatig een hoge cilinderhoed te dragen als enige in het bedrijf. Deze kleine maatvoering wat lichaamslengte betreft komt ook voor bij Neef Toon en zijn zoon Anton. Zijn zoons en kantoorpersoneel dragen in die jaren uitsluitend bolhoeden. Een nieuw perspectief op het Noordereiland: de stoomkuiperij en stoomkistenfabriek gaat onder stoom. Samen met zijn neef Toon, die vanaf 1883 de vatenhandel en kuiperij beheert, komen ze door de groei van de haven en het vrachtverkeer tot steeds nieuwe moderniseringen van de kuiperij. De machine doet zijn intrede in de kuiperij als in Nederland de Engelse kuiperijmachines van A.Ransome & Co uit Londen worden ingevoerd. De kuip-, kegel- of bindmachine drukt de hoepels met stoomkracht om de vaten en de schaaf en kroosmachines doen hun werk met snelheid! De kuipers zijn furieus en zien hier een geweldige concurrenten van hun ambacht opdoemen. Maar in de nieuwe fabriek op het Noordereiland, die geopend wordt in 1898, staan de machines klaar en wie dat niet aanstaat, kan verdwijnen. Hier worden met stoomkracht de standaard margarine vaatjes geproduceerd. Naast de kuiperij heeft ook de kistenmakerij en houthandel zich snel ontwikkeld als twee nieuwe bedrijfstakken. Vooral deze laatste twee onderdelen staan bij Anthonie en zijn oudste zoon Mathieu in het middelpunt van hun belangstelling. In 1898 verhuist het kantoor als laatste onderdeel van het bedrijf van de Nieuwe Vogelenzang naar het Noordereiland. Als deze fabriek in november 1902 afbrandt, laat Anthonie zich niet uit het veld slaan en koopt terreinen aan de Maas in de buurt van stadion Feijenoord. In 1907 gaat de nieuwe vestiging open. Het bedrijf van van der Lugt heeft direct na 1878, toen de 2 bruggen geopend zijn naar het Noordereiland een groot terrein gekocht op het Noordereiland. Het eiland is pas kort een eiland na het graven van de Koningshaven dwars door de weilanden van Feijenoord. Na de aankoop van 10.000 m2 aan de Prins Hendrikkade wordt de vatenhandel van het terrein aan de Goudse Singel naar de nieuwe vestiging gebracht, inklusief de fraaie loods, die gebouwd is door de bedrijfsarchitect J. Stok. Er wordt ook een huis bij geplaatst, waar beneden een kuiperswerkplaats is en boven een verdieping voor twee werkbazen, die toezicht houden op het terrein. De vatenvoorraad is zo groot, dat een reusachtige pyramide van gestapelde vaten tussen de jaren 1880 en 1890 het uitzicht bepaald op het Noordereiland vanaf de Boompjes. Architect Stok aanvaardt in 1894 de opdracht voor de bouw van een monumentaal pakhuis van zes verdiepingen met kantoor op de begane grond, een stoommachinehuis en loodsen voor de kistenfabriek en kuiperij. In die tijd is ook het Noordereiland vol gebouwd met woningen en een paar bedrijven. Twintig jaar na de aankoop van de grond vindt de laatste verhuizing plaats: het kantoor verlaat de Nieuwe Vogelenzang en begint in 1898 aan de Prins Hendrikkade. Het geheel maakt een fraaie indruk en de nieuwe werkplek is een succes. Het is tegelijk de overstap van handwerk naar industrie en met enige trots heet de firma nu op een reclameaffiche in lithografie "N.V. W.van der Lugt & Zoon's Stoomkuiperij -Kistenfabriek- Stoomhoutzagerij". Naast de speciale afdelingen voor boter- en fruitemballage levert het bedrijf ook kleine vaatjes en kistjes met opdruk, die in de eigen drukkerij gerealiseerd wordt. Vooral bonbonkistjes voor Ringers en genever- en wijnverpakking wordt hier gemaakt. Stadsarchief Rotterdam te Rotterdam, BS Geboorte Burgerlijke Stand Rotterdam, geboorteakten, Rotterdam, archief 999-01, inventarisnummer 1841C, 1841, Nadere toegang op het geboorteregister van de gemeente Rotterdam, aktenummer 1841.2689, folio c176v (Volgens dit register is APW van der Lugt geboren op 15-11-1841) Het Utrechts Archief te Utrecht, BS Huwelijk Burgerlijke Stand van de gemeenten in de provincie Utrecht 1811-1902, Utrecht, archief 481, inventarisnummer 282-02, 02-08-1866, Utrecht 1866, aktenummer 296 3 november 1902: de gloednieuwe stoomfabriek gaat ten onder in een vuurzee Vier jaar mag Anthonie genieten van het voltooide bouwwerk, tot op 03-11-1902 een tien dagen durende brand een eind maakt aan de kroon op zijn werk. Als hij 4 november met de trein uit Vlissingen thuisgekomt van een voorgenomen reis naar Londen om een brandverzekering af te sluiten voor zijn bedrijf, wordt hij nog dagen geteisterd door de rookwolken, waarin het bedrijfskapitaal veranderd. Wat aanvankelijk een klein brandje leek, begonnen in het nieuwe magazijn aan de kant van de Oeverstraat, groeit uit tot "De brand van van der Lugt", alleen overtroffen door de meidagen van 1940. Oude Rotterdammers herinneren zich bij de familienaam die helse brand. De brandweer staat met lege handen en de brand, die avond na avond de Boompjes doet volstromen, brengt het gemeentebestuur tot een grondige reorganisatie van de brandweer en de aankoop van de eerste autospuit. Anthonie hoort bij het uitzicht op zijn vagevuur vanuit de salon op de eerste verdieping van zijn huis aan de Boompjes de Rotterdammers de toen populaire brandweermars van liedjeszanger Chrétienni zingen op de kade. 't Signaal is gegeven Op hoorn en de fluit De mannen verheven De brandweer, die rukt uit Het is heel vrijwillig En daarom wonderbaar Dat zij onverscillig Trotseren het gevaar! De hoofdliên en gasten Vragen niet of het kan Maar dragen de lasten Tesamen als één man. Gerust mag men roepen Ja, want waar zij ook kwam Zal ieder haar noemen De trots van Rotterdam En is de brand geblust! En de angstkreet gesust Ziet men die koene mannen gaan Want dan zijn zij gerust Ja, dan zijn zij bewust Dat ieder zijn plicht heeft gedaan De tekst zal sarcastisch bedoeld zijn bij zoveel gebleken onmacht van die lokale vrijwilligersgroepjes, die de brandweer vormen en onderling wedijveren voor de premie, die ze krijgen als ze het eerst bij de brand zijn! Anthonie en zijn kantoormensen denken bij die gelegenheid ook aan de vele kuipers, die hun gereedschap verliezen bij de brand. Een opvallende zaak: de kuipers nemen hun persoonlijk gereedschap mee, omdat het precies op hun wensen is afgestemd. De fabriek stelt wel gereedschap beschikbaar, maar de ambachtelijke kuipman heeft zijn eigen trots en werkwijze en daar hoort ook eigen gereedschap bij. Voor deze kuipers organiseert hij een inzameling onder de Rotterdamse fabrikanten, om een fonds te verwerven, waaruit nieuw gereedschap kan worden gekocht. Zijn woonhuis wordt nu voor een half jaar grotendeels ingenomen door het kantoorpersoneel van de zaak en het echtpaar rest nog een enkele kamer voor privégebruik. In mei 1903 verdwijnt het kantoor naar een privé woning op het Noordereiland, vlakbij de weinige loodsen, die nog resten. Het opslagterrein met de vaten is bij de brand gespaard gebleven. Ook de belangrijkste boeken en administratie overleven het vuur. De brandkast van Lips uit Dordrecht doorstaat dagen van verzengende hitte , en wordt met een verlengde sleutel geopend. De inhoud blijkt onbeschadigd. Het bedrijf kent in de jaren daarna nog enkele branden, waarbij een tijdelijk onderkomen aan de Westzeedijk bij Delfshaven de felste is. Na de brand wil de gemeente Rotterdam niet meer zo'n brandgevaarlijk bedrijf op het Noordeeiland, dat hoofdzakelijk woningen telt. Anthonie heeft inmiddels grond gekocht en gedeeltelijk betaald voor een nieuwe lokatie van de fabriek. De ligging is aan de Maas, ter hoogte van het voetbalpaleis "De kuip van Feijenoord", die er dan nog niet staat. Als Architect Stok de tekening rond heeft en het sein voor de bouw kan worden gegeven, gooit de maatschappij, waar de grond gereserveerd is, roet in het eten. Deze maatschappij gaat failliet. Na enige vertraging kan na ophoging van het buitendijkse terrein Anton, de driejarige kleinzoon van Anthonie de eerste steen leggen op 28-03-1906 in het bijzijn van de gehele familie en het kantoorpersoneel. Op vrijdag 29-11-1907 is als laatste het nieuwe kantoor klaar en verhuist de directie en het kantoorpersoneel naar hun nieuwe onderkomen. Hoewel het bedrijf nog meermalen door vlammen geteisterd zal worden op de andere lokatie's, toch blijft deze fabriek gespaard voor verdere branden. Bij de bouw is ook gelet op veel brandweermateriaal en test een eigen brandweerteam haar paraatheid met regelmaat. Helaas moet wel gezegd worden, dat de nieuwe fabriek qua industrieële architectuur het nooit heeft kunnen tippen aan het trotse bouwwerk op het Noordereiland . Anthonie vijftig jaar in de zaak en in "de goede werken" Zijn gouden jubileum wordt in het bedrijf op nieuwjaarsdag 1914 groots gevierd. De zaak is dan op zijn hoogtepunt. Hij ontvangt die dag van het personeel een borstbeeld en een groot gedenkboek met de geschiedenis van het bedrijf. Het kantoorpersoneel spreekt hem toe in het directiekantoor. De mededirecteuren schenken hun vader en oom daarna een groot tegeltableau met daarop de fabriek. Om zijn grote verdiensten is hij een dag eerder, op oudjaar 1913 benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje Nassau (R'dams Jaarboekje 1914). Ook zijn grote betrokkenheid bij de katholieke gemeenschap in de havenstad wordt geëerd met kerkelijke onderscheidingen. Hierin zet hij de traditie van zijn vader en grootvader voort, die bestuursfunkties bekleed hebben in het Weeshuis en de Armenzorg. Voor zijn organisatiewerk van bedevaarten ontvangt hij het Erekruis Pro Ecclesia et Pontifice en bij zijn gouden jubileum als bestuurslid van het Armenbestuur mag hij zich tooien met het Ridderschap in de Orde van St. Gregorius de Grote. Binnen de katholieke wereld zet hij zich met name in voor de Nederlandse bedevaarten naar Lourdes en Rome. Het raam in deze schuilkerk is waarschijnlijk geplaatst bij een jubileum van de bedevaartorganisatie naar Lourdes. Hij is lid van het R.K. Parochiaal Armbestuur en het Weeshuis aan de Rotterdamse West Kruiskade. Hij is daar intensief betrokken bij de voedseluitreiking aan armen. Bij zijn begrafenis lopen weeskinderen voor zijn kist, om zijn betrokkenheid met het sociale werk te benadrukken. Twee jaar na zijn gouden jubileum sterft zijn vrouw Jeanette plotseling op oudejaarsmorgen 1915. Anthonie is nog 10 jaar weduwnaar voor hij aan een ongeneeslijke ziekte sterft. Hij woont alleen in het grote huis aan de Maas, Haringvliet 30. Soms komen kleine kinderen op bezoek en mogen van opa Anthonie een ritje door de stad maken in zijn koetsje met de koetsier. In de laatste twee jaren van zijn leven is Anthonie opgenomen in het St. Franciscus Gasthuis te Rotterdam, waar hij naast de ingang enkele kamers huurt. Zo kan hij ondanks zijn ziekte nog zoveel mogelijk eigen baas spelen over zijn leven. Elke week ontvangt hij veel bezoek. Zijn zoons komen met hem over de zaak praten en laten blijken, dat ze hem node missen. Ze staan er op, dat hij president-directeur van de zaak blijft, ook al komt hij er niet meer. Mensen van kantoor en bazen van de kuiperij en kistenmakerij laten zich zien. Twee keer per week komt zijn dochter Dorothea Penn-van der Lugt hem bijpraten over de familieverhalen en schandaaltjes. Hij maakt zich zorgen over zijn oudste zoon Mathieu, die na de dood van zijn vrouw Jenny alleen achterblijft met 6 kinderen in de leeftijd van 8 tot 20 jaar. De huizen van Anthonie en Jeanette DE OPPERT, DE OOSTERSINGEL EN DE WIJNHAVEN 52 Het echtpaar woont op verschillende lokatie's in de Maasstad. Ze schuiven daarbij steeds meer op naar de Maas om te eindigen met twee lokatie's met schitterend uitzicht op de rivier. Ze beginnen na hun huwelijk in 1866 op een gehuurde verdieping aan de Oppert, ten noorden van de Hervormde Laurenskerk bij Mevrouw Beckers. Daar zijn ze snel vertrokken, want dat bevalt hen slecht en het echtpaar verhuist rond 1868 naar een huurwoning aan de Oostersingel. Daar worden hun kinderen Cornelia (1871), Matthieu (1872), Pieter (1873), Theo (1875) en Dora (1876) geboren. Op 18-11-1877 nemen ze hun intrek in hun eerste comfortabele koopwoning aan de Wijnhaven 52, die ze kopen van de familie van Rossem. Het is een echt koopmanshuis voor een wijnhandelaar. De begane grond is ingericht als pakhuis. Er is geen kelder, want de waterstand in de Maas is snel voelbaar in de Wijnhaven. Het huis is vergroot door er een huis aan de Wijnbrugstraat bij te betrekken. In 1878 wordt hun zoon Wim geboren en in 1880 hun dochter Johanna. Maar er is ook veel verdriet door het verlies van hun zoon Pieter in 1882 en hun oudste dochter Cornelia in 1888. Voor hen koopt Anthonie een familiegraf op de gloednieuwe gaanderij op het R.K. Kerkhof in Oud-Crooswijk. DE BOOMPJES 72 Zestien jaar wonen ze op de Wijnhaven en dan koopt Anthonie het schitterende huis aan de Boompjes 74 (later 72) op een veiling voor 56.000 gulden op 25 oktober 1893 en verhuizen ze naar het grote koopmanshuis op de beste Rotterdamse lokatie die je kunt denken. Het huis wordt gekocht van Mr. Jan van Gennep, Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw en lid van de Staten Generaal. Deze heeft het huis uit een erfenis gekregen op 30 april 1881 na het overlijden van de weduwe Elisabeth van Assendelft de Coningh, die getrouwd was geweest met Mr. Arnoldus van Gennep. De grote woning met een gevelbreedte van 19 meter en een hoogte van vier verdiepingen wordt in de koopakte omschreven als " herenhuis met kantoorlokalen en tuin, groot 10 are en veertig centiaren". Het is 19 meter breed en 57 meter diep. De benedenverdieping is eigelijk kantoor en de tuin aan de achterzijde wordt afgesloten door een groot pakhuis, dat uitkomt op de Scheepsmakershaven. In die tijd is het zeer druk op de Boompjes kade en het lawaai van trams, sleperswagens en veel volk klinkt door in hun woning. Maar het uitzicht maakt veel van het lawaai goed. Voor hun huis meren de schepen van de drukke Batavierenlijn af om goederen en passagiers van en naar Engeland tevervoeren. Het riante woonhuis met grote salons en prachtige meubilering ligt tussen twee andere, identieke woningen, elk vijf ramen breed, vier verdieingen hoog en met een lange, doorlopende daklijst. In 1900 wordt het huis van de buren aan de oostzijde, de Nederlandsche Stoomboot-Reederij, opgekocht en neergehaald om plaats te maken voor een nieuwe route naar de Boompjes vanuit de Glashaven en de Scheepstimmermanshaven. De straat wordt als herinnering aan de N.S.R. bij de opening Rederijstraat gedoopt en vervangt de verderop gelegen Draaisteeg. Als je van de Boompjes de Rederijstraat inloopt, kom je over de Rederijbrug, die over de Scheepmakershaven ligt, uit op de Gedempte Glashaven. Deze haven heet zo, omdat in 1614 Claes Wijtmans hier een glasblazerij begint. Door het aanleg van de Rederijstraat en de brede Rederijbrug wordt de Draaibrug overbodig en afgebroken en de nauwe Draaisteeg naar de Boompjes een stille straat. Aan beide zijden van de nieuwe Rederijstraat worden winkels gebouwd. De nieuwe buurman in het hoekhuis naast de woning van Anthonie en Jeanette is de kantoorboekhandel M.Wyt & Zonen. Niet alleen door deze verbouwingen, maar ook door de havendrukte op de kade van de Boompjes hebben ze weinig rust. Daarbij komt, dat in de avonduren en het weekend de boompjes dé wandelpromenade bij uitstek zijn en veel kennissen en vrienden komen over de vloer om te genieten van het fraaie uitzicht op de drukte van schepen op de Maas. Een van de redenen om aan de drukke kade te gaan wonen, is voor Anthonie het zicht, dat hij over de Maas heeft op zijn nieuwe opslagterrein en de bouw van zijn zes verdiepingen hoge pakhuis en kantoor, dat boven het Noordereiland uitsteekt naast de piramide van vaten. Hij ziet de bebouwing op het Noordereiland groeien: de fraaie Margarine- en Kaasfabriek van de Engelse firma J.Laming & Sons van architekt J.P.Stok. Het wordt na 1919 het onderkomen van de firma Hulstkamp & Zn. & Molijn en is nu Hulstkamp en Mariniersmuseum. Met architekt Stok heeft hij gebouwd aan de Goudse Singel en nu bouwt hij er zijn 6 verdiepingen hoge kantoor- en magazijnengebouw aan de Prins Hendrikkade. Met genoegen ziet hij vanuit de salon, dat het hoger is dan dat van Laming! Wanneer de Nederlandsche Bank uit Amsterdam voor hun Rotterdamse Bijkantoor in 1904 een toplokatie gaan zoeken, laten ze hun oog vallen op het huis van Antonie van der Lugt. Intussen wonen Anthonie en Jeanette hier ruim tien jaar vlak naast de Rotterdamse Bank Vereeniging, die daar sinds 1870 gevestigd is in het monumentale pand uit 1712 . In zijn hart is hij toe aan de verkoop van het huis. Met de dag neemt het lawaai op de drukke kade toe. De dagelijkse afvaarten van de Batavierenlijn naar Engeland voor zijn deur brengt veel volk op de been en hij wordt 'smorgens al vroeg gewekt door het helse kabaal, die de ijzeren wielen van de sleperswagens maken als ze schuren over de keien. Ook op zondagen is hen geen rust gegunt als de straat dienst doet als dé wandelpromenade van de stad aan de Maas. Intussen zijn veel van de rijke familie's vertrokken naar rustiger orden om plaats te maken voor banken en kantoren. Bovendien heeft hij in dit huis twee weken lang frontaal vanuit zijn salon het afbranden van zijn nieuwe fabriek mogen aanschouwen. Hij geniet nog met gemengde gevoelens van het uitzicht, dat de zitkamer biedt op het Noordereiland. Zijn huis is na het trouwen van zijn kinderen leeg geworden en voelt nu groot aan. Met een gevelbreedte van 19,5 meter en een diepte van 57 meter, inklusief tuin en pakhuis is het een ideale lokatie voor de bank. Er is een anekdote bekend over de verkoop van het huis van Anthonie aan de Nederlandse Bank. Een liefde-haatverhouding met banken? De bank wil tegen elke prijs deze toplokatie kopen, omdat het schitterend gelegen is in de meest vooraanstaande koopmans- en bankenbuurt. Anthonie kent hun enthousiasme en houdt in eerste instantie de boot af. De prijs, die ze willen betalen stijgt bij elk bezoek. Dan noemt Antonie een belachelijk hoge vraagprijs van fl.125.000. Tot zijn eigen verbazing gaan de onderhandelaars van de bank onmiddellijk accoord. Op 31-10-1904 verkoopt hij het huis voor fl.125.000. aan Jan Hoijte Veder, president van het Bestuur van de Bijbank en beding, dat hij er tot 01-05-1905 mag wonen. Intussen maken de architecten A. Salm en J. Verheul een bouwplan voor de bank. Anthonie verlaat het huis op 30-04-1905 en gaat het huis tegen de vlakte. Aannemer Stelwagen begint in het voorjaar van 1906 en het nieuwe bankgebouw is klaar op 29-10-1907, toen het werd geopend door de president van de Nederlandse Bank Mr. N. van den Berg. HARINGVLIET 30 Anthonie heeft drie dagen na de verkoop een omvangrijk pand kunnen kopen aan het Haringvliet 30 met weer een fraai uitzicht op de Maas. Dit keer kijkt hij niet over een kade, maar mag hij via een door de wet beschermd bosplansoentje genieten van de rivier. Het ligt vlak naast het Havenziekenhuis en even verder ligt het Maasstation, waar de treinen vertrekken naar Utrecht. Neef Toon woont iets verder richting het Witte Huis in dezelfde straat op nummer 59. Hij heeft ook een tuin aan de Maaskant. Maar in maart 1906 wordt het tuinplezier bedorven door een overstroming van de Maas, waar de tuin en de onderste verdieping niet aan ontkomen. Anthonie heeft zijn nieuwe woning gekocht op 02-11-1904 van mejuffrouw Maria Dorothea Dalen, die als ongehuwd particulier woont aan de Zuidblaak te Rotterdam. Zij heeft het huis vijf dagen eerder gekocht van Johanna Stück, de weduwe van Wilhelm Heinrich Hermann Feltmann. Het pand wordt beschreven als een herenhuis met tuin aan de Oosterkade en een pakhuis aan het Haringvliet. Het is zes en een halve aren groot. Bij de koop wordt ook wat inboedel overgenomen zoals de keukeninventaris, zeven spiegels,twee consoles, een canapé, drie haarden, vloerkleden en gordijnen, twee kaarsenkronen, een gaskroon, vijf gasornamenten, 26 koperen gordijnroeden,etc. Het ligt voor de hand dat hij er heeft gewoond tot eind 1922 maar een verkoopakte ontbreekt bij het Kadaster. Zowel de Bank aan de Boompjes als het huis aan het Haringvliet worden ernstig beschadegd door Duits vuur vanaf het Noordereiland, maar ze gaan in mei 1940 definitief verloren bij het Duitse bombardement. Op dit moment bevindt zich op de plaats van de Bank een naoorlogse nieuwbouw van de Nederlandse Bank en aan het Haringvliet een studentenflat. Over de koelbloedigheid van Anthonie is de volgende, merkwaardige anekdote bekend. Het is een onwaarschijnlijk verhaal , maar het probeert de koelbloedigheid en nuchtterheid van deze zakenman te illustreren. In feite is hij een gevoelig man met de nodige humor. Als op oudjaarsmorgen 1915 het dienstmeisje twee kopjes thee de slaapkamer van het echtpaar binnenbrengt, deelt Anthonie haar mee, dat een kopje volstaat. Als het meisje verwondert reageert, zegt Anthonie dat Mevrouw vannacht overleden is, hoewel ze naast hem ligt. Ze zal van de thee geen gebruik kunnen maken en het kopje kan terug naar de keuken. Hiermee meent Anthonie het personeel voldoende op de hoogte te hebben gesteld. Het personeel is met stomheid geslagen. Het verhaal lijkt een typisch voorbeeld van Rotterdamse humor. Van hun huis aan het Haringvliet bestaat een foto op een vismenukaart, waarbij de daar gefotografeerde tuinzijde van het huis te zien is. Het prachtig uitzicht op de Maas op, maar een zicht op de fabriek op Feijenoord, gelegen in de bocht van de Maas, heb je hier niet. Wel zie je vanuit de salon rechts de Maasbruggen en links het Maasstation, dat in 1876 geopend is. Beneden heeft het huis een grote eetkamer en op de eerste verdieping een salon met een ruim balkon. De volgende verdieping wordt ingenomen door slaapkamers met balkon aan de tuinzijde en op de bovenste etage is er voldoende plaats voor 3 inwonende dienstmeisjes. De koetsier Gerrit woont boven de stal en het koetshuis aan de Haringvlietzijde. Anthonie en Jeanette wonen hier tien jaar samen en na het plotseling overlijden van Jeanette blijft hij er nog zeven jaar wonen. EEN BUITENHUIS IN KRALINGEN Anthonie heeft nog meer huizen in Rotterdam gekocht, die hij niet zelf bewoont. Zo heeft hij een twee huizen aan de Jufferstraat (nr. 42 en 44) die hij verkoopt in 1884. Hij bezit de panden aan de Westerhaven 8 ,9, en 10. In de buurt van de Nieuwe Vogelenzang is hij eigenaar van de Banketstraat 22, de Lutherse Vest 59 (een deel van de Goudse Singel), De Goudse Singel 106 t/m 111 en tenslotte de Prinsenstraat 16. Tussen 1882 en 1895 is hij eigenaar van Goudse singel 114. De panden aan de westerhaven zijn nog bestaande pakhuizen, nu omgebouwd tot studentenflats. Tevergeefs zoek je in Rotterdam de Westerhaven. De Westerhaven heeft maar een halve eeuw bestaan: tussen 1852 en 1902. Toen is hij gedempt, omdat de grond een betere prijs opbracht als bouwgrond in een wijk voor fraaie villa's nabij het stadspark en het pretencieuze Emmaplein. Op deze plaats liggen nu de Parklaan en de Parkstraat De pakhuizen zijn gekocht om vaten in op te slaan en direct in schepen te laden. Ze worden dan ook verkocht als de Westerhaven is gedempt. Nu staan de omgebouwde pakhuizen aan de Calandstraat. Feesten en reizen Over de feesten bij deze familie raak je niet gauw uitgepraat. Ze vieren ze graag thuis, maar het diner moet wel overdadig zijn en met passende wijnen worden opgeschikt. Er zijn een aantal menukaarten overgebleven. Een diner van acht gangen is passend, maar op bruiloften loopt het aantal gangen nog op. Op 02-08-1906 is het echtpaar 40 jaar getrouwd: een diner met 9 gangen wordt opgediend met gelukkig een pauze na de vijfde gang. Ook wordt er gedeclameerd, een speech afgestoken en een toneelstuk opgevoerd, soms met een knipoog naar het Griekse drama. Op 04-01-1914 viert de familie het gouden jubileum van Anthonie op de zaak. Kleinzoon Anton van het Internaat Katwijk declameert een gedicht: (Zie fotogallerij) Tien jaar later het 60 jarig bedrijfsjubileum. Er is een fraaie boottocht over de Maas op 30-07-1911, als Anthonie en Jeanette 45 jaar getrouwd zijn. De salonboot aan de Oosterkade, waarop hun huis uitkijkt, vertrekt pas als ook de gasten, die per spoor aankomen op het Maasstation, zoals de Utrechtse familie Reuser, aanwezig zijn. Het wordt 10 uur en het duurt tot half tien 's avonds "voor het vertrek van de treinen". Zo staat het op de uitnodiging. Ook wordt er een diner gegeven op 18-04-1912 voor de eerste communiecanten Anny, de dochter van Wim, en Mathieu, de oudste zoon van zijn zoon Mathieu. Diners worden gehouden op elke verjaardag van Anthonie en Jeanette, zoals op 11-07-1913, de 73ste verjaardag van Jeanette. Daarbij gaat het over acht gangen, op het vismenu! Ook zijn 80ste verjaardag op 20-11-1921 wordt groots gevierd. Dan wordt het gedicht "Op Grootvader's Mutsje" ten gehore gebracht, dat de kalende Anthonie vaak in huis draagt en ook in zijn bed ophoudt. In juni 1922 viert Anthonie het zilveren priesterfeest van een familielid van Jeanette Reuser, Cornelis Ten Hagen. Reizen worden met enige regelmaat door de familie naar Duitsland gemaakt. Daarbij is de omgeving van Oberammergau favoriet. Daar worden de studiofoto's gemaakt en vermommen onze voorouders zichl als mijnwijkers die opgewekt terugkeren in een kartonnen mijnwagentje na een dag ondergronds zwoegen onder de montere tekst "Glück Auf". Daar zullen de thuisblijvers van opkijken! Familieportretten Na de dood van zijn vrouw Jeanette laat hij naar een foto, die in de laatste jaren van haar leven gemaakt is, een portret schilderen door "Peinture H. Bogaerts". Henri Bogaerts, geboren in Den Bosch op 18-11-1841 en overleden in Boxtel op 22-12-1902, is oorspronkelijk een uitgever en boekhandelaar, die in 1880 in Boxtel een atelier begint samen met zijn zoons Aloysius (1878-1957) en Hendrik (1877-1933). Bij Peinture H. Bogaerts kunnen klanten terecht, die van hun familieleden geschilderde portretten willen hebben. Maar hij maakt ook kopieën van andere onderwerpen. Bij de portretten van overledenen gebruikt hij foto's of tekeningen. Vooral bij de portretten van Jeanette lijken moderne foto- en druktechnieken te zijn gebruikt bij haar gezicht, de rest zoals haar zwarte jurk is er later omheen geschilderd. De maat van het portret bepaalt Anthonie op 50 x 40 cm. Het is dezelfde maat als de krijttekening uit 1837, die hij van zijn grootvader Willem heeft. Hij is zo tevreden met het portret van zijn vrouw, dat hij portretten bij Bogaerts besteld van zijn vader Pieter en zichzelf. Ook worden op kleiner formaat voor alle kinderen portretten van Jeanette en Anthonie gemaakt. Ze zijn in 1917 klaar en ondertekend in de rechterbenedenhoek met H. Bogaerts. Bij het portret van zijn vader Pieter gebruikt de schilder waarschijnlijk een klein medaillonportret van Pieter, dat hem toont rond zijn vijfentwintigste verjaardag. Het portretje maakt de indruk van een Franse seigneur en is ontstaan rond 1823. Anthonie trouwde op 24 jarige leeftijd op 02-09-1866 te Utrecht met Johanna Maria (Jeanette) Reuser, die dan 26 jaar oud is. Zij is geboren op 11-06-1840 te Utrecht en sterft op de ochtend van 31-12-1915 te Rotterdam op 75 jarige leeftijd. Ze wordt vijf dagen later begraven op 4 januari en bijgezet in het fammiliegraf, dat in 1882 gekocht is op de gallerij bij de begrafenis van haar zoon Pieter. De Uitvaartmis heeft plaats in de St. Laurentiuskerk aan de Nieuwe Haven. Zij is de dochter van Mathias Antonius Reuser, die geboren is op 29-07-1804 en sterft op 16-04-1879. Haar moeder is Anna Maria Karsten. Ze heeft twee nichtjes Jo en Jacqueline Reuser, die aan de Rotterdamse Breitnerstraat wonen na de Tweede Wereldoorlog. Het zijn zussen van Frans Reuser. Frans heeft een zoon, die met Mevrouw Marchal gehuwd is. Zij woont aan de van der Helmstraat 111, 3067 HC Rotterdam, maar overlijdt in het najaar van 1998. Er zijn meer banden tussen de familie Reuser en onze familie. Zo trouwde Henricus Reuser met Dorothea Feyen. Deze Dorothea, geboren in 1848, was de dochter van Frans Feyen en Jacoba van der Lugt. Over de familie Reuser uit utrecht is nog geen stamboom gepubliceerd. U vindt in dit boek in een afzonderlijk hoofdstuk daarvan een pril begin. Johanna Reuser is een statige dame met een vriendelijk karakter. Later is ze in de welvarende periode van de familie aan de Boompjes een enigszins gesloten vrouw geworden en bij de bezoeken van haar gasten de indruk maakte van een matrone. Ze doet goed werk vanuit de kerk, waar ze lid is van de Sint Elisabeth-Vereeniging. Ze wordt daar "magazijn-meesteresse" en bezoekt armen en zieken, die ze met giften ondersteund. Ook bezoekt ze werknemers van de fabriek van haar man, als er moeilijkheden zijn. In 1902 stelt ze na de grote brand van de fabriek haar huis een half jaar beschikbaar als kantoor. Ze is opvallend lang, zeker in vergelijking met Anthonie. Hij komt zelfs met zijn hoge hoed niet boven haar uit. Foto's, waarop ze samen staan, worden bij voorkeur genomen op een trap, waarbij Jeanette een of twee treden lager staat. 28-10-1876 Verkoop (Notarieel archief Oudewater) Dirk Cornelis de Jong, particulier te Batavia (gemachtigde is zijn broer Pieter de Jong, koopman te Gouda), verkoopt aan Anthonius Petrus Willebrordus van der Lugt, fustkoper te Rotterdam, voor zichzelf en als gemachtigde van Johannes Jacobus Godefridrus Schuts en Godefridus Wilhelmus Anthonius van der Lugt, eveneens fustkopers te Rotterdam, een houten loods met kantoortje aan de Turfsingel te Gouda, voor 5000 gulden. Retroacta: 04-02-1875, notaris mr P.P.P. Kist te Gouda. 19-11-1883 Openbare verkoop in het koffiehuis De Harmonie aan de Markt te Gouda van een houten loods op stenen voet aan de Turfsingel P68-69 te Gouda en een houten loods aan de Turfsingel P93-94 te Gouda op verzoek van Antonius Petrus Willebrordus van der Lugt, fustkoper te Rotterdam. De loods aan de Turfsingel P68-69 wordt voor 5200 gulden gekocht door Hendrik Jan Nederhorst, aannemer en timmerman te Gouda; de loods aan de Turfsingel P93-94 wordt voor 2800 gulden gekocht door Gijsbert Toornvliet, aannemer te Gouda. Retroacta: 12-11-1883, notaris C.A. van Blaricum te Oudewater; 27-11-1882, notaris H.J. van der Hoeven te Rotterdam. 02-05-1887 Anthonius Josephus Madlener, schilder en handelaar in vensterglas te "s-Gravenhage, leent 25.000 gulden tegen 4,5% van Anthonius Petrus Willebrordus van der Lugt, koopman te Rotterdam. Als hypotheek stelt hij een huis, werkplaats, pakhuis, erf en tuin aan het Spui te "s-Gravenhage. Retroacta: 27-11-1869, notaris mr J.F.A. Leesberg te "s-Gravenhage; 04-01-1884, notaris mr T.L.M.H. Borret te 's-Gravenhage. | |
Generated by GreatFamily 2.2 update 2 |