Petrus Jacobus Lugt, van derC.M.A. (Cornelia Maria Agnes) Schuts

A.P.W. (Anthonius Petrus Willebrordus) Lugt, van derJ.M. (Joanna Maria) Reuser

M.A.F.M. (Matthias Antonius Franciscus Marie) Lugt, van der

f a m i l y
Children with:
J.P.A.M. (Jenny) Ven, van der

Siblings:
T.C.B.M . (Theo) Lugt, van der
D.A.M.J. (Dorothea Antonia Marie Josephina) Lugt, van der
W.G.A.M. (Wim) Lugt, van der
J.M.C.C. Lugt, van der
P.A.W.M. (Pieter) Lugt, van der
C.J.M.A. (Cornelia Johanna Maria Agnes) Lugt, van der

Children:
M.A.J.M. (Matheus Antonius Johannes Marie) Lugt, van der
E.H.A.M. (Emmanuël Hubertus Antonius Marie) Lugt, van der
F.J.A.M. (Frans Jozef Antoon Marie ) Lugt, van der
F.A.M. (Frieda) Lugt, van der
M.J.A. (Maria Johanna Antonia) Lugt, van der
J.B.A.M. (Jenny Bernardina Antonia Maria) Lugt, van der
A.M. (Antonia Maria) Lugt, van der
M.A.F.M. (Matthias Antonius Franciscus Marie) Lugt, van der
  • Born: 05 Nov 1872, Rotterdam
  • Married to J.P.A.M. (Jenny) Ven, van der
  • Died: 17 Jun 1941, Rotterdam
  • Image gallery (5 images)

    pict34.jpg [174x193] M.A.F.M. van der Lugt (rond 1920)
    Matthieu is geboren op 05-11-1872 en sterft op 17-06-1941 te Rotterdam op 68 jarige leeftijd. Hij wordt vier dagen later bij zijn vader Anthonie bijgezet in het familiegraf op de R.K. Begraafplaats Oud-Crooswijk. In 1888 komt Mathieu als oudste zoon van Anthonie van der Lugt in de zaak als leerling-kuiper, maar al snel gaat hij op het kantoor werken, waar hij de rechterhand wordt van zijn vader. Hij is van de drie zonen de meest bescheiden figuur, die zich ook op foto's graag op de achtergrond houdt. Door zijn faillisement in 1935 in de jaren na de financiële crisis van 1929, is hij ondergewaardeerd in de familiegeschiedenis. Vooral in de jaren 1929 tot 1935 schaamt de familie zich, als zijn niet te stuiten beursspeculatie's hem aan de bedelstaf brengen. In die jaren treedt zijn jongste broer Wim op de voorgrond door zijn funktie van vice voorzitter van de Rotterdamse Kamer van Koophandel (1930-1939).

    Mathieu woont vanaf 26-10-1906 tot 1935 op de Westzeedijk 106 te Rotterdam,
    een pand dat nu nog bestaat. In Rotterdam is deze nieuwe buurt de beste woonstand van die tijd. De bepalende leden van de joodse familie Van den Bergh van de margarinefabrieken en de Emballagefabrieken op Feyenoord hebben in 1890 veel huizen aan dit plein gekocht. Ze benaderen nieuwe bewoners van de buurt zeer kritisch en hebben in deze buurt het voor het zeggen. Matthieu kennen ze goed van de margarinevaatjes, die zijn zaak voor hen maakt. Hij komt door de keuring en ze verhuizen naar de westzeedijk. Twee maanden na de verhuizing naar dit huis, dat een onderdeel vormt met het Emmaplein, wordt zijn tweede zoon Emmanuel daar geboren op Kerstmis. Matthieu is op zijn 28ste jaar mede directeur van de C.V. W. van der Lugt & Zoon's Stoomkuiperij en Kistenfabriek te Rotterdam sinds 01-01-1900, wanneer het bedrijf een Coöperatieve Vereniging wordt. In september oktober 1913 viert hij zijn zilveren jubileum in de zaak in stilte met zijn vrouw op vakantie in de Harz, omdat drie maanden later het gouden jubileum gevierd zal worden van zijn vader. Dit is het grootste feest uit de familie, waarvoor veel voorbereidingen zijn getroffen en grote geschenken worden klaargemaakt. Hij verkiest dan een feest in de privésfeer. Het heeft zeker ook te maken met zijn karakter. Hij staat niet graag in het middelpunt van de belangstelling. Daarbij heeft hij in dit jaar te kampen met de ernstige ziekte en operatie van zijn oudste zoon Matthieu en de zwakke gezondheid van zijn vrouw . Daarom kiest hij voor een reisje naar de Harz, om weer op krachten te komen na deze uitputtende tijd na de operatie van hun oudste zoon Mathieu tussen juli 1912 en augustus 1913. Zijn vrouw Jenny en hij kopen graag nieuwe meubels, kleding en huisraad en richten hun huis naar de laatste modetrends in. Daarbij wordt niet op geld gekeken. Maar soms is er een buitenkansje. Zo schaffen ze op een reis met hun auto naar Frankrijk in 1920 een nieuw en uitgebreid visservies aan. Omdat Matthieu tegen een leuke prijs thuis krijgt en er niet aan moet denken om invoerrechten bij de grenzen te betalen, ziet hij niet op tegen een beetje smokkelen. Vlak voor de grens wordt het uitgebreide servies vlak onder de benen van de dochters Tonny en Frieda gestopt en zij worden toegedekt met een reisdeken. Ze moeten zich als slapende meisjes gedragen. Bij de grens heeft hij een verhaal over haast in verband met zijn zieke kinderen in de auto en passeert de grens zonder verdere controle. Voor Matthieu heeft zijn nieuwe servies door deze geslaagde aktie in waarde gewonnen en het levert stof voor de visdineetjes thuis. In de familie is er voor uitgebreide visdiners een voorkeur, vooral bij Anthonie. Op de zaak behartigt hij vooral de houtaanvoer voor kistenmakerij, die naast de kuiperij na 1880 steeds belangrijker wordt. Hij heeft die afdeling ontwikkeld van een kleine werkplaats naar een hoofdfunctie van het bedrijf na 1910. Hij vindt steeds meer afnemers. Juist in deze tijd valt de omzet in de kuiperij terug, omdat er na 1912 geen fust meer verkocht wordt aan de oliemaatschappijen.

    Anthonie heeft de bakens dan ook tijdig verzet. In deze tijd ontstaan er meer kistenfabrieken, zoals Varsseveld in Leerdam, begonnen in 1890. Later zullen ze met dit bedrijf fuseren.
    Matthieu doet ook de inkoop van hout voor de fabriek. Dit is hout van lage kwaliteit, omdat het dient voor de emballage, een fraai woord voor verpakkingshout. De groenten- en fruitkisten worden maar een keer gebruikt en worden dus van het minste hout gemaakt. Bij de aardappelkisten, die vele keren worden ingezet, wordt beter en dikker hout gebruikt. Hij houdt zich ook bezig met de verkoop van hout aan kleine bedrijven en aannemers. Daarvoor heeft hij tot 1907 een stapelplaats in Schiedam in gebruik. Hij ontmoet zijn klanten op de houtbeurs in het Zuid Hollands koffiehuis aan de Korte Hoogstraat. Na het bombardement in 1940 zal deze houtbeurs verdwijnen en nu moet er naar Amsterdam gereisd worden om maandagmiddag de houtbeurs mee te maken in Hotel Polen aan de Kalverstraat (naast de steeg bij boekhandel J.de Slegte). Dit Hotel is in de tachtiger jaren afgebroken. Amsterdam is altijd meer houthaven geweest dan Rotterdam. Hij reorganiseert de administratie van de inkoop en de houthandel, die goed loopt. In de jaren na de eerste wereldoorlog houdt deze handel in hout de firma draaiiend. In deze oorlog, waarin Nederland zich neutraal opsteld, krijgt België de volle laag. Vluchtelingen uit Vlaanderen overspoelen Nederland. Na 1918 gaat het plotseling veel slechter met de grote kistenfabriek. Dat komt door de onbeperkte invoer uit Polen en Tsjechië van ver klaargemaakte kistenonderdelen, die alleen nog met een paar spijkers in elkaar gepast moeten worden. Met treinen tegelijk worden ze ingevoerd uit Oost-Europa.Deze lage-lonen-landen maken het voor grote kistenfabrieken ondoenlijk om met winst te produceren. Daarbij komt de oprichting van kleine kistenbedrijfjes naast de veilingen in het Westland, die alleen in de zomer produceren voor de groenten- en fruitveilingen. Ze kunnen op korte termijn leveren, hebben geen vervoerskosten, omdat ze naast de veiling zitten en zijn goedkoop, omdat ze na het seizoen hun arbeiders naar huis sturen. Tenslotte concureren de grote kistenbedrijven elkaar dood: er is geen enkel overleg over minimum prijzen voor kisten.

    De arbeiders lopen van de ene baas naar de anderen, op zoek naar het beste salaris. En dat beste salaris is in die tijd bar en boos door de geweldige toevloed van boerenzoons uit Brabant, de Zuid-Hollandse eilanden en Zeeland. Tot nog toe hebben de kistenproducenten bij geen werkgeversvereniging gehoord. De aannemersvereniging haalt zijn neus op en de houtverwerkende meubelindustrie wil ze er niet bij. Uiteindelijk is de kogel door de kerk in 1917. De samenwerking tussen de werkgevers in deze sector van de grond. Matthieu en Wim van der Lugt van de grootste kistenfabriek uit die tijd behoren tot de initiatiefnemers en op de oprichtingsvergadering in het hoofdstedelijke Hotel Krasnapolski komt Wim in het bestuur. Mathieu voelt de concurrentie het meest wurgend rond de eigen fabriek en in kleinere kring komt rond Rotterdam de samenwerking van de grond. Uiteindelijk besluiten twee bedrijven uit de Maastad en een grote concurent uit Leerdam tot intensieve samenwerking. Het zijn de bedrijven van den Bergh en van der Lugt op Feijenoord en Varsseveld uit Leerdam. Varsseveld is na de glasindustrie de grootste werkgever in Leerdam en samen zijn ze in dit kleine stadje aan de Linge de enige werkgevers. De familie Burgers leidt de fabriek en zij zetten zich steeds in voor verdergaande samenwering met de twee fabrieken uit de grote havenstad. Van den Bergh is bang dat de samenwerking hem zal beknotten in zijn vrijheid. Van der Lugt zwalkt daar tussen in en laat zijn standpunt bepalen door zijn winst- en verliescijfers in de loop van de jaren. Namens zijn fabriek voert Matthieu de besprekingen en is lange tijd voorzitter van de overleggroep. Het komt in 1920 tot nauwere samenwerking wat de kistenprijzen betreft, de verdeling en bescherming van de eigen vaste klanten en de gezamelijke inkoop van hout. Na de dood van zijn vader Anthonie in 1925 gaat het met de leiding van het bedrijf niet goed. Ook de vatenhandel loopt door de uitvinding van tankers en de nieuwe kleinverpakking van margarine sterk terug en ial voor de jaren van de economische crisis sluiten veel grote emballagebedrijven door de onbelemmerde import van emballage uit lage lonen landen. Na de crash op Wall Street in 1929 moet er doorgepakt worden. Het water staat vooral het bedrijf van W. van der Lugt aan de lippen en ze draaien met verlies en keren al een paar jaar geen dividend meer uit. Op 10-07-1930 gaat het bedrijf een fusieverband aan met behoud van een eigen zelfstandigheid met de N.V. Arnold I.van den Bergh Emballagefabrieken uit Rotterdam en N.V. Varsseveld uit Leerdam, maar door slechte resultaten worden ze op 01-05-1934 één bedrijf met een uitgedunde directie, waarbij Mathieu en Theo terugtreden en Wim samen met Anton in de directie blijven. Mathieu ondertekent op 30 april 1934 een niet ongunstige afvloeiingsregeling.De jaren 1915-1922 zijn in het privéleven van Matthieu zwaar. Steeds meer dreigen de ziektesymptonen van zijn vrouw Jenny af te lopen in een onafwendbaar verlies.

    Het blijft onduidelijk waaraan zij precies lijdt. Er zijn veel operatie's nodig. Als ziekten worden genoemd T.B.C en zieke weefsels, die door vele operatie's weggenomen moeten worden. Daarbij neigt ze onder al deze beproevingen aan depressiviteit. Voor Mathieu is het overlijden van zijn vrouw in 1922 een zware beproeving geweest. Hij blijft achter met 6 kinderen tussen de 8 en 20 jaar oud. Gelukkig blijft het kindermeisje Anna voor de kinderen zorgen. Anthonie, de vader van Matthieu sterft in maart 1925 en de bindende factor in de directie gaat verloren. Matthieu wordt als oudste wel in naam president-directeur, maar Anton en Willem willen de nodige vrijheid en eisen die ook op voor de afdelingen, die ze beheren. Daarbij richt Anton zich op de kuiperij en Willem op de contacten met andere Rotterdamse bedrijven en de Kamer van Koophandel. De kuiperij en houthandel lopen in deze jaren steeds maar terug. Over de salariëring van de directie worden ze het niet eens en ook daar wordt gekozen voor ieder zijn eigen weg. De regeling is gedoogbeleid van de slechte soort. Mathieu gaat na de dood van zijn vrouw en vader steeds meer met zijn eigen geld speculeren op de effectenbeurs, maar de aanvankelijke winsten worden gevolgd door grote verliezen. Op 28-10-1929 neemt hij een lening van fl. 25.000 op. De rente wordt bepaald op 5% en de jaarlijkse aflossing op minimaal 500 gulden. De lening wordt gedekt door zijn woning aan de Westzeedijk.
    In de jaren na de dood van Jenny is er thuis een hartelijke relatie ontstaan tussen de kinderen. De oudste zoon Mathieu en de derde zoon Frans gaan naar kostschool bij de Jezuïeten in Katwijk en in Groningen beginnen ze aan de medicijnen studie. Matthieu begint deze studie in 1925 en Frans drie jaar later. De tweede zoon Emmanuel is minder leergierig en gaat in Duiven op kostschool, dat drie keer zo duur is dan gebruikelijk. Er zitten op dit Instituut Geubbels jongens van fabrieksdirecteuren en warenhuizen. Matthieu heeft het er graag voor over, omdat hij in hem zijn opvolger ziet, die de inkoop van hout en de houthandel zal overnemen.Van 1924 tot 1928 doet Emmanuel praktijkervaring op bij het Rotterdams cargadorsbedrijf Vinke & Co en op houtzagerijen in Duitland, Tsjechië, Polen, Zweden en Finland. In Londen volgt hij aan het begin van het laatste jaar een bedrijfsadministratieve opleiding. Eenmaal bij de zaak bevalt de werksfeer hem zo matig, dat Matthieu voor hem een plaats vindt bij de Rotterdamse houtagentuur C. Bennett & Co. Met zijn houtkennis wordt dat een succes. En in mei 1937 is hij daar een van de drie directeuren. Thuis wordt er rond 1928 nog steeds op ruime voet geleefd. Bezoek aan revue-, toneel-, en muziekuitvoeringen gebeuren met regelmaat, er zijn diners en er wordt gelezen uit een veeltalige boekenvoorraad van 400 banden, meest literatuur. De kinderen schrijven elkaar met regelmaat en ook tantes en ooms worden niet vergeten.

    Er is tussen de kinderen van Wim en Matthieu een levendige uitwisseling van grammafoons, radio's en fatsoensregels. Zo schrijft Wim over een boek, dat niet in de haak is wat de moraal betreft, maar Emmanuel is er weg van. Verder halen hun kinderen door rijlessen van de chauffeur Bernard hun rijbewijs en rond 1930 hebben de beide zoons, die voor arts studeren in Groningen hun eigen auto.

    De zeven magere jaren, 1929-1936
    Maar hun vader komt steeds verder in de financiële problemen en de beurscrash van 1929 in New York maakt korte metten met zijn dromen. Op de zaak wordt nu in versneld tempo gewerkt aan een fusie en thuis wordt de kraan dichtgedraaid. De chauffeur wordt ontslagen en en de kachel brandt alleen nog in de salon. Matthieu hoopt op een wonder en zet nogmaals in op veelbelovende koersfondsen. In september 1933 moeten de kinderen hem een halt toeroepen. De schulden zijn inmiddels zo gestegen, dat hij na de goede afvloeiingsregeling van de zaak in april 1934 hij zijn huis moet verhuren na de bruiloft van zijn jongste dochter Frieda. Mathieu probeert met nieuwe speculatie's het tij te keren. Maar in juni 1935 is de koek op. De sfeer is inmiddels grimmiger geworden tussen de volwassen kinderen en hun vader. Ze zien zich genoodzaakt om hun vader, die nog steeds welwillende contacten met de banken heeft, onder curatele te stellen. In januari1936 ontfermt Mr. Willem C.H. van Dillen zich over zijn financiéle uitgaven. Hij is dan falliet en de uitstaande lening van fl. 25.000,- uit 1929 wordt opgeëist. Het onderpand van de lening is het ouderlijk huis aan de Westzeedijk 106. Het wordt met nog twee andere panden uit een faillissement geveild bij een openbare veiling. Op de eerste zitdag op woensdag 13-05-1936 brengt het huis nog fl. 15.400,- op, terwijl hij er zelf in 1906 fl. 37.000,- voor betaald had. De tweede zitdag een week later brengt geen verbetering en het perceel gaat naar Hendrik Jan Pluygers uit Wassenaar, directeur van een N.V.. Deze man is ook bezitter van het aan de westzijde gelegen huis van de buren. Mathieu is nu niet alleen zijn woning kwijt maar ook zijn maatschappelijk aanzien, hoewel in deze crisistijd meer familie's in moeilijkheden komen en failliet gaan. Er is een boek te schrijven over de gevolgen van faillisementen. In ieder geval zien we, dat kinderen van ouders, die failliet gaan, na een proces van woede en schaamte zich oprichten en kiezen voor vechten. Dat gebeurde bij Mr. Karel van der Mandele na het faillissement van de bank van zijn vader in Delft en het gebeurt ook hier. Toch kunnen ze nauwelijks over deze zeven magere jaren van hun jeugd praten en de feiten zijn pas na het nodige speurwerk boven de tafel gekomen. Het is een traumatische ervaring geweest om te procederen tegen je vader en hem uiteindelijk onder curatele te stellen. Verder moeten de reactie's van familie, vrienden en kennissen niet onderschat worden. Er zijn verwijten geweest, waarom de vermogende familieleden niet zijn bijgesprongen. De simpele verklaring is, dat ze beseffen, dat ze hier met een niet geneesbare ziekte te maken hebben, die gokverslaving heet. Elke financiële hulp eindigt op de beurs. Verder is er een rivaliteit tussen de drie broers, die hulp en goede gesprekken vertroebeld. Matthieu heeft na de dood van zijn vrouw niet alleen een levensgezel gemist, maar ook een hand, die bijstuurt. Bovendien heeft de familie de overtuiging , dat de royale afvloeiingsregeling van de fabriek bij een zorgvuldig beheer voldoende soelaas biedt. Daarbij hebben ze zelf in de periode 1930-1936 de nodige stappen terug moeten zetten. In 1930 is Wim verhuisd naar een huis in een rij aan de Statenlaan en Theo woont in een tussenwoning aan het Haagse Bezuidenhout. De grandeur is voorbij. Wim heeft een vast loon op de fabriek en een jaarlijks salaris als onder-voorzitter van de Kamer van Koophandel. Hij is door het faillissement van zijn oudste broer opgezadeld met moeilijke vragen uit de kring van vooraanstaande relatie's en vrienden. Theo verhuist in 1935 naar Brussel en ziet van daaruit de ramp zich voltrekken. Hij woont sinds begin 1936 op verschillende adressen, waaronder Waalwijk. Na de veiling van zijn huis verblijft hij korte tijd bij zijn broer Theo in Brussel. Op 01-05-1936 komt hij opnieuw in Rotterdam wonen en op 13-11-1939 verhuist hij naar de Eendrachtsweg 68, waar hij inwonend is. Waarschijnlijk is hij daar tot zijn overlijden op 17-06-1941 gebleven. Daar heeft hij ook een ontroerende begrafenisbrief geschreven aan zijn "Lieve kinderen". Daarin regelt hij de uitvaart en begrafenis en bestelt nog 335 missen voor "Moeder en mij". Hij leeft nog iedere dag met in zijn gedachten zijn vrouw Jenny en wil dat de drie ongehuwde dochters te zijner tijd ook in het familiegraf komen.
    Zijn erfenis bestaat uit een ring, manchetknopen en een sigarenknipper.

    De goede werken en De Maasbode
    De zakenman Matthieu heeft veel reizen gemaakt naar Tjechië, Polen en oost-Duitsland. Naast de zaak heeft hij de nodige funktie's bekleed in de katholieke gemeenschap. Zoals gebruikelijk houden de van der Lugt'en zich niet bezig met de toekomst van de stad Rotterdam, zoals de toonaangevende protestante familie's.

    Als erfgenamen van katholieke patriotten zijn ze nog steeds bezig met "goede werken in katholieke kring" en de strijd om emancipatie van de R.K. Kerk. Een uitzondering daarbij is Wim van der Lugt en zijn rol bij de Kamer van Koophandel. Mathieu blijft met zijn goede werken binnen het Rijke Roomse Leven. Hij is jarenlang voorzitter van het zangkoor van de Jesuïtenkerk aan de Westzeedijk. Hij zit in de Raad van Commissarissen van de landelijke katholieke krant de Maasbode, die sinds 1869 verschijnt als dagblad in Rotterdam. De voorzitter van deze Raad van drie is sinds 1903 H.G.M. van der Vijver, kruidenier en grootgrutter in koloniale waren en zijn mede bestuurslid is Mr. A.J.M. Smits, directeur van de Algemeene Suikermij te Breda en lid van de Eerste Kamer. Hij is waarschijnlijk in dit bestuur gekomen in de eerste jaren na zijn huwelijk en blijft in het bestuur tot 1936. Hij treedt dat jaar terug, omdat hij door zijn faillissement te veel in opspraak gekomen. In die tijd is Henri Kuypers de directeur en grote organisator van de krant. Hij bepaalt het beleid. Matthieu maakt er roerige tijden mee. Voor het dagblad schrijft Jan Nieuwenhuis, die met een dochter van zijn broer Wim getrouwd is, de culturele pagina's tot 1942, wanneer de krant wordt verboden door de Duitse bezetters.

    Mathieu is op 29 jarige leeftijd op 04-02-1902 in de Maasstad getrouwd met Johanna Paulina Antonia Maria (Jenny) van der VEN. De bruid is 22 jaar oud en geboren op 17-05-1879 in Voorburg ZH. Ze wordt niet oud en sterft op 12-11-1922 te Scheveningen op 43 jarige leeftijd en wordt drie dagen later begraven in het familiegraf op Oud Crooswijk. De uitvaartmis heeft plaats in de Ignatiuskerk aan de Westzeedijk.
    Zij is het zevende kind uit het gezin van Joannes Antonius Marie van der Ven (1838 1909) en Marie Hermine Auguste Bequin (1843 1917), die in Rotterdam wonen. Zij is een stille en bleke vrouw, die net als Mathieu zich niet op de voorgrond dringt. Met veel aandacht voor haar kinderen stelt ze de fotoboeken samen van haar gezin, die ze op verjaardagen cadeau doet aan haar man. Zij krijgt al snel te kampen met lichamelijke klachten en haar neiging tot depressiviteit maakt het niet makkelijk, daar mee te leven. Toch schenkt ze Matthieu zeven kinderen, drie zoons en vier dochters. Van de vier dochters trouwt alleen de jongste. Voor haar problemen wordt er vaak een beroep gedaan op de neuroloog van Bouwdijk Bastiaanse in Scheveningen. Haar lichamelijke klachten worden veroorzaakt door T.B.C. en andere klachten, er zijn veel operatie's nodig geweest om haar in leven te houden. Uiteindelijk sterft ze jong in het Schevenings Sanatorium Maria Stella. De behandelingen door dokter van Bouwdijk Bastiaanse hebben veel gekost, maar Mathieu schrikt daar niet voor terug, als zijn vrouw maar in leven blijft. Hij geeft hem zelfs ruimhartige cadeau's. Het heeft niet mogen baten. Uiteindelijk zal de weduwnaar bij haar overlijden zeggen, dat hij niet meer zal trouwen, omdat er na deze vrouw bij hem geen ruimte is voor welke vrouw dan ook. De kinderen zijn niet gelukkig geweest met deze specialist. Emmanuel heeft zelfs in september 1934 pogingen ondernomen, om een deel van zijn vaders gulle honoreringen terug te krijgen om zo de financiële nood bij Matthieu te lenigen. Meerdere mannen uit de familie van der Lugt trouwen met vrouwen uit de familie van der Ven.




  • Generated by GreatFamily 2.2 update 2